home > Onze procedures > Complicaties in de procedure
Op de pagina ‘Bodemprocedures’ zijn de bodemprocedures in hun eenvoudigste vorm beschreven. In de pagina’s betreffende de overige procedures zijn in aanvulling daarop specifieke kenmerken van die procedures omschreven. Daarbij draaide alles om de vordering(en) in de memorie van eis.
Vaak zijn er naast de vordering(en) in de memorie van eis nog andere zaken die aandacht vragen in een procedure. Daardoor wordt de procedure ingewikkelder. Om die reden worden die andere zaken hier ‘complicaties’ genoemd.
Hieronder wordt een aantal daarvan kort toegelicht. In de toelichting en hiernaast onder ‘direct naar’ staat een link voor meer informatie.
> Conventie en reconventie
> Incidenten
> Verloop van een incident en van de hoofdzaak
> Bevoegdheidsincident
> (Niet-)ontvankelijkheidsincident
> Vrijwaringsincident
> Voeging en tussenkomst
> Samenvoeging van gedingen
> Bewijsincident
> Provisionele vorderingen (voorlopige voorzieningen tijdens een procedure)
> Faillissement van de tegenpartij
Vaak meent de verweerder dat hij (ook) nog iets tegoed heeft van de eiser. Hij hoeft dan niet zelf een aparte memorie van eis in te dienen, maar kan een tegeneis opnemen in zijn memorie van antwoord in de lopende procedure. De vordering van de verweerder wordt dan de vordering ‘in reconventie’ genoemd. De vordering van de eiser wordt de vordering ‘in conventie’ genoemd.
Conventie en reconventie komen dan in hetzelfde processtuk aan de orde, maar vormen eigenlijk twee zelfstandige procedures die (vrijwel) tegelijk worden behandeld.
Meer informatie: conventie en reconventie.
Een incident(ele procedure) is een procedure die wordt gevoerd binnen een eerder aanhangig gemaakte procedure (de hoofdzaak) en die gaat over een onderwerp waarover moet worden beslist voordat in de hoofdzaak verder kan worden geprocedeerd (al vinden de beslissing in incident en hoofdzaak soms in hetzelfde vonnis hun plaats).
Een incident kan bij de RvA op de volgende manieren beginnen:
- bij incidentele conclusie (dat is een aparte memorie, niet één van de standaardmemories in een procedure);
- bij conclusie in de hoofdzaak (uit de conclusie onder een standaard memorie in de hoofdzaak blijkt dat de partij een incident wil beginnen; dit verdient geen voorkeur, want het valt soms niet op); of
- op initiatief van het scheidsgerecht (bv. een bewijsincident).
De RvA kan voor de behandeling van het incident om een aanvulling van de waarborgsom vragen. Gewoonlijk wordt de partijen uit de lopende procedure de gelegenheid geboden bij memorie van antwoord in het incident te reageren.
Soms, als het scheidsgerecht daartoe beslist, volgen nog repliek en dupliek.
In uitzonderlijke gevallen wordt een mondelinge behandeling van het incident gehouden.
Het incident wordt in beginsel afgesloten met een afzonderlijk incidenteel vonnis. Soms wordt de beslissing in het incident opgenomen in hetzelfde vonnis als dat in de hoofdzaak.
In beide gevallen staat hoger beroep open tegen de incidentele beslissing. Dat hoger beroep kan pas worden ingesteld tegelijk met het hoger beroep tegen het vonnis in de hoofdzaak, tenzij in het incidenteel vonnis hoger beroep is opengesteld of partijen uitdrukkelijk anders zijn overeengekomen (artikel 22 lid 5 Arbitragereglement RvA).
Vooral in een spoedgeschil of kort geding is het niet altijd mogelijk een incident af te doen voordat de behandeling van de hoofdzaak plaatsvindt. Dan kan op de mondelinge behandeling eerst de beslissing over de bevoegdheid worden genomen. De vastlegging van die beslissing volgt dan later.
De RvA kan dan vragen om storting van een waarborgsom of om aanvulling van de waarborgsom.
Het verdere verloop van de hoofdzaak is afhankelijk van het type incident waar het om gaat. Zie daarvoor de specifieke informatie per incident.
Als u als verweerder vindt dat de RvA in een geschil of een onderdeel daarvan niet bevoegd is om daarover te oordelen, kunt u een bevoegdheidsincident beginnen. De voorwaarden daarvoor vindt u op bevoegdheidsincident.
Een partij is niet-ontvankelijk in een vordering als die vordering niet kan slagen om redenen die zijn gelegen buiten de zaak zelf en die beletten de zaak inhoudelijk te beoordelen. Dat is bijvoorbeeld het geval als de feiten die aan de vordering ten grondslag zijn gelegd, deze (nog) niet kunnen dragen (tijdelijk niet-ontvankelijk), of als de termijn voor het instellen van een rechtsmiddel is verstreken (absoluut niet-ontvankelijk).
Meer informatie: (niet-)ontvankelijkheidsincident.
Als partij in een arbitraal geding kunt u de RvA verzoeken een derde in vrijwaring te mogen oproepen, als u tenminste met die partij een overeenkomst tot arbitrage bij de RvA hebt gesloten. Een veelvoorkomend voorbeeld van vrijwaring is dat van een aannemer die een vordering op hem van een opdrachtgever wil ‘doorschuiven’ naar een onderaannemer waarvan hij vindt dat die de schade of het probleem heeft veroorzaakt waarvoor de aannemer wordt aangesproken.
Meer informatie: vrijwaring(sincident).
Het komt voor dat een onderwerp in een lopende procedure een derde partij aangaat. Die derde kan dan, om zijn eigen belangen te verdedigen, aan het scheidsgerecht in de procedure verzoeken zich te mogen voegen aan de zijde van één van de partijen of tussen beide partijen te mogen komen.
Als de belangen van één partij stroken met zijn eigen belang, kan hij zich aan de zijde van die partij voegen om deze bij te staan. Als hij er belang bij heeft op te treden tegen de stellingen van beide partijen, kan hij tussenkomen.
Als het verzoek wordt ingewilligd, wordt hij in beide gevallen partij in de lopende procedure. Als hij tussenkomt, stelt hij zelf ook een vordering in.
Door het incidentele verzoek tot voeging (of tussenkomst) start een aparte (incidentele) procedure, waarin wordt beslist voordat de procedure in de hoofdzaak doorloopt.
Meer informatie: voeging en tussenkomst.
Bij samenvoeging van gedingen wordt in twee (of meer) procedures waarvan de onderwerpen samenhangen beslist door hetzelfde scheidsgerecht (als het kan gelijktijdig), maar het blijven afzonderlijke procedures. De partijen in de ene procedure krijgen daarom bijvoorbeeld niet automatisch de stukken uit de andere procedure, zoals in het geval van voeging of tussenkomst.
Meer informatie: samenvoeging van gedingen.
Arbiters kunnen op eigen initiatief, of op verzoek van een partij, vorderen dat een (andere) partij bewijs levert van bepaalde stellingen en feiten.
Meer informatie: bewijsincident.
Ontstaat tijdens de loop van een procedure bij één van partijen de behoefte aan een voorlopige voorziening/tijdelijke maatregel, dan hoeft deze partij niet (ook nog) een kort geding aanhangig te maken. Zij kan de voorziening/maatregel vorderen in dezelfde procedure (de hoofdzaak). De vordering die strekt tot het treffen van een voorlopige voorziening/tijdelijke maatregel wordt een ‘provisionele vordering’ genoemd. Zij leidt tot een tussenvonnis.
Het scheidsgerecht bepaalt het verloop van de procedure.
Tegen provisionele arbitrale vonnissen staat – anders dan voor de burgerlijke rechter (artikel 337 Rv) – hoger beroep open, tenzij partijen anders zijn overeengekomen (1061d lid 2 Rv, indien het geschil na 1 januari 2015 aanhangig is gemaakt). Als partijen de mogelijkheid van hoger beroep tegen het eindvonnis zijn overeengekomen, geldt dat automatisch ook voor hoger beroep tegen tussenvonnissen (zoals provisionele vonnissen) en gedeeltelijke eindvonnissen (zoals incidentele vonnissen).
Meer informatie: provisionele vorderingen.
Als uw wederpartij in een procedure failliet gaat, kunnen zich verschillende mogelijkheden voordoen al naar gelang uw situatie:
I. Er is nog geen procedure, maar u wilt er een starten
II. U bent eiser in een lopende procedure
III. U bent verweerder in een lopende procedure
IV. U bent eiser en verweerder
Meer informatie, met ook een voorbeeld van de meest voorkomende situatie, vindt u op faillissement van de tegenpartij.