home > Onze procedures > Kort geding
De procedure in kort geding, kan een oplossing bieden als er maatregelen nodig zijn die echt niet kunnen wachten (zoals het laten aanbrengen van stutwerk tegen een gebouw dat dreigt in te storten, het laten stopzetten van de bouw vanwege een geschil over de soort stenen of over de betaling van een voorschot). Een kort geding kan op zeer korte termijn plaatsvinden, zo nodig zelfs binnen een dag.
Arbiters vellen slechts een voorlopig oordeel, niet verder dan nodig is om te beslissen of de vordering in het kort geding moet worden toegewezen. De beslissing in kort geding heeft daarom geen invloed op het oordeel in een al lopende of een later gestarte bodemprocedure over dezelfde kwestie. Dat kan dan ook heel anders luiden dan het voorlopige oordeel in kort geding.
Een beslissing in kort geding wordt overigens definitief als partijen het er verder bij laten zitten, dus geen bodemprocedure over dezelfde kwestie beginnen of hoger beroep instellen.
NB: Omdat de bodemprocedure en het kort geding veel gemeen hebben, worden hieronder alleen de aspecten vermeld waarin het kort geding verschilt van de gewone bodemprocedure.
> Maatwerk
> Inhoud memorie van eis (mve)
> Reactie van de rva op de mve
> Verdere verloop van de procedure
> De mondelinge behandeling (mb)
> Uitreiking vonnis en depot bij de rechtbank
> Na de uitspraak
Hieronder is vermeld hoe het kort geding volgens het Arbitragereglement verloopt.
Partijen bij een geschil kunnen ook – mits ze dat gezamenlijk doen – afspraken maken waarbij ze afwijken van veel van die regels. Zo kunt u afspreken dat u sneller wilt procederen of dat u minder stukken in wilt dienen. U kunt ook uw ‘eigen’ arbiters kiezen, dat wil zeggen dat ze niet behoren tot de arbiters van de RvA.
De eiser moet zijn spoedeisend belang bij de verzochte voorziening aannemelijk maken in de memorie van eis (mve). Dat belang is wel aanwezig als een deel van een gebouw dreigt in te storten, maar mogelijk niet als de eiser nog een klein geldbedrag krijgt van zijn wederpartij.
Het scheidsgerecht beoordeelt het spoedeisend belang van de vordering. Dit wordt dus niet, zoals bij een spoedbodemgeschil, vooraf door de RvA-voorzitter beoordeeld.
Wel moet de voorzitter verlof verlenen tot behandeling in kort geding. Dat doet hij niet als hij direct ziet dat het geschil zich daarvoor niet leent. Hij kan dan besluiten dat de spoedbodemprocedure of de gewone bodemprocedure (eventueel op verkorte termijnen) wordt gevolgd.
Uit de mve moet duidelijk blijken dat een voorlopige voorziening in kort geding wordt verlangd bijvoorbeeld door bovenaan de mve te vermelden: ‘memorie van eis in kort geding’ en/of door er in de begeleidende brief op te wijzen dat een kort geding aanhangig gemaakt wordt.
De eiser in een kort geding moet op de mondelinge behandeling door middel van een deurwaardersexploot kunnen aantonen dat de wederpartij de mve uiterlijk op dezelfde dag als de RvA heeft ontvangen (art. 14 lid 6 Arbitragereglement). Verschijnt een wederpartij niet op de mondelinge behandeling en kan de eiser geen deurwaardersexploot tonen, dan kan de eiser niet-ontvankelijk verklaard worden in zijn vordering. De beoordeling daarvan hangt mede af van het tijdstip, sinds wanneer de verwerende partij beschikt over de memorie van eis. Verschijnt de wederpartij wel, dan staat het achterwege blijven van betekening niet in de weg aan ontvankelijkheid.
Nadat een eiser zijn mve in kort geding aanhangig heeft gemaakt, ontvangen partijen bericht of de voorzitter van de RvA verlof heeft verleend tot spoedbehandeling in kort geding. Als verlof is verleend, staan in deze brief:
Een kort geding kan op zeer korte termijn plaatsvinden, zo nodig zelfs binnen een dag.
De meeste procedurele regels voor de bodemprocedure gelden niet. In kort geding:
Dit laatste kan zelfs betekenen dat wordt toegestaan dat de mva pas op de mondelinge behandeling wordt ingediend.
Omdat er geen repliek en dupliek zullen zijn, vindt de behandeling van het geschil in kort geding – nog meer dan in een bodemprocedure – op de mb plaats.
Het horen van getuigen onder ede is vaak een tijdrovende zaak. In kort geding is daarvoor meestal geen plaats. Als een partij een beroep wil doen op de verklaring van een getuige/informant of deskundige, is het nog belangrijker dan in een bodemprocedure deze mensen mee te nemen naar de mb, liefst na schriftelijke aankondiging.
Als partijen dat samen willen, kan (indien op het geschil het arbitragerecht van toepassing is zoals dat geldt per 1 januari 2015) het scheidsgerecht in plaats van een voorlopige voorziening direct een definitieve uitspraak doen alsof sprake is van een bodemprocedure. Ook kan een scheidsgerecht op gezamenlijk verzoek van partijen een vonnis in kort geding (voorlopige voorziening) omzetten in een bodemvonnis (definitief oordeel). (artikel 1043b lid 5 en lid 6 Rv-nieuw)
Kort gedingen krijgen voorrang. Het vonnis wordt zo snel mogelijk uitgereikt. Indien daarom verzocht wordt, kan het dictum van het vonnis worden meegedeeld voordat de rest van het vonnis is geschreven. Dit kan zelfs al mondeling ter zitting gebeuren, als het scheidsgerecht op dat moment al een beslissing kan nemen.
Ook tegen een kort geding vonnis kunt u in hoger beroep gaan. Dat moet wel binnen 1 maand na de datum van het vonnis en is niet mogelijk indien tegen het vonnis als dat was gewezen door de gewone rechter geen hoger beroep open zou staan.
NB 1: Als hoger beroep wordt ingesteld tegen een vonnis in een kort geding wordt dat hoger beroep niet automatisch weer met spoed behandeld. Er moet in hoger beroep opnieuw om spoedbehandeling worden verzocht. Laat dus duidelijk blijken uit het opschrift van uw memorie van grieven (zie hoger beroep) en begeleidende brief dat spoedbehandeling wordt verlangd!
NB 2: Het oordeel in hoger beroep van een kort geding vonnis is ook een voorlopige voorziening. Als u opnieuw gelijk krijgt, kunt u dus in een bodemprocedure nog altijd ongelijk krijgen.