home > Onze procedures > Hoger beroep (de appelprocedure)

Hoger beroep (de appelprocedure)

De mogelijkheid van hoger beroep (appel) bij de RvA bestaat alleen tegen een procedure die eindigt met een vonnis. In beroep gaan tegen de beslissing in het vonnis kan alleen binnen een bepaalde termijn en is niet mogelijk indien het vonnis niet vatbaar zou zijn geweest voor hoger beroep als het was gewezen door de gewone rechter.
Ook voor een hoger beroep geldt de informatie in hoe procederen bij de RvA werkt. Daarnaast treft u de voor uw hoger beroep toepasselijke informatie in onze procedures. Als hierna niet anders is vermeld, geldt de daar opgenomen informatie.

inhoud

> wanneer is hoger beroep mogelijk?
> een hoger beroepprocedure beginnen (‘in hoger beroep gaan’)
> memorie van grieven (mvg)
> wat wordt behandeld in hoger beroep (grievenstelsel en devolutieve werking)
> reactie van de rva op de mvg
> appeltermijnen (uiterste datum van indiening mvg)
> appel op nader aan te voeren gronden (pro forma appel)
> wie behandelt het hoger beroep?
> de waarborgsom
> memorie van antwoord in hoger beroep (mva)
> principaal appel en incidenteel appel
> uitreiking vonnis en depot bij de rechtbank
> nakoming afdwingen (exequatur)
> herstel of aanvulling, vernietiging en herroeping
> hoger beroep in spoedbodemprocedures en in kort geding


Wanneer is hoger beroep mogelijk?

Iedere partij heeft in beginsel recht in beroep te gaan tegen een in eerste aanleg gewezen vonnis van de RvA (art. 22 lid 1 Arbitragereglement RvA, in regels, arbitragereglementen en statuten).
Op deze hoofdregel zijn een aantal uitzonderingen, waarvan we hierna de belangrijkste noemen. Om te bepalen of hoger beroep in uw geval mogelijk is, zie art. 1061b t/m g Rv indien het geschil na 1 januari 2015 aanhangig is gemaakt en artikel 20 + 22-24 Arbitragereglement RvA.
Hoger beroep is bijvoorbeeld uitgesloten indien het arbitraal vonnis in eerste aanleg, indien gewezen door de gewone rechter, niet vatbaar zou zijn geweest voor hoger beroep (art. 22 lid 2 Arbitragereglement RvA).
De appelgrens (ondergrens voor het indienen van een hoger beroep) bij de gewone rechter is € 1.750 als totale waarde van alle vorderingen in conventie en eventuele reconventie. Daarbij wordt de verschenen rente tot de dag van aanhangigmaking van het geschil in eerste aanleg meegerekend (art. 332 lid 1 en 3 Rv).
Als door de eiser aan een vordering (of een aantal vorderingen) geen waarde is verbonden, staat in beginsel hoger beroep open, tenzij er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de waarde van de vordering (of vorderingen tezamen) niet meer is dan € 1.750. In specifieke wetsartikelen kan anders zijn bepaald (art. 332 lid 1 Rv).
Als de conventie en reconventie zijn gesplitst in twee procedures waarin twee vonnissen zijn gewezen, wordt voor ieder vonnis apart beoordeeld of daartegen hoger beroep mogelijk is (art. 332 lid 3 Rv).
Als partijen de toepasselijkheid van het arbitragereglement of de statuten van de Raad niet zijn overeengekomen, is hoger beroep van een vonnis van de RvA slechts mogelijk indien de partijen zijn overeengekomen dat zij hoger beroep bij de RvA kunnen instellen (art. 1061b Rv indien het geschil na 1 januari 2015 aanhangig is gemaakt). Dat kan ook nog na het vonnis in eerste aanleg gebeuren.
Arbitraal hoger beroep van een tussenvonnis of een gedeeltelijk eindvonnis kan alleen samen met het hoger beroep van het laatste eindvonnis worden ingesteld, tenzij partijen anders zijn overeengekomen of arbiters in het gedeeltelijk eindvonnis hoger beroep hebben opengesteld (art. 1061d Rv indien het geschil na 1 januari 2015 aanhangig is gemaakt, zie ook art. 22 lid 5 Arbitragereglement RvA).
Hoger beroep tegen een bindend advies is uitgesloten (art. 22 lid 8 Arbitragereglement RvA).

Een hoger beroepprocedure beginnen (‘in hoger beroep gaan’)

Een hoger beroepprocedure begint met de indiening van een memorie van grieven (mvg) door de eiser in hoger beroep (appellant). Het hoger beroep is aanhangig vanaf de datum van binnenkomst van dat stuk bij het secretariaat van de RvA (art. 22 lid 3 Arbitragereglement RvA). Een verweerder in hoger beroep wordt ook wel ‘geïntimeerde’ genoemd.

Een mvg met eventuele producties moet op de juiste wijze digitaal en in enkelvoud per gewone post worden ingediend (zie artikel 12 van het rolreglement). 

Het procesdossier in eerste aanleg (met inventarislijst) moet door de appellant  digitaal  naar de RvA worden gestuurd. Daarnaast moet de appellant een digitaal exemplaar van het procesdossier in eerste aanleg (met inventarislijst) aan de geïntimeerden sturen, zodat deze kunnen controleren of zij ook beschikken over alles waarover het scheidsgerecht beschikt.

In het vonnis in eerste aanleg (onder het kopje “de procedure”) staat welke stukken tot het procesdossier in eerste aanleg horen.

Digitale indiening kan als één PDF-bestand, voorzien van een bookmark/bladwijzer per memorie, per productie en bij de inventarislijst. 

Het originele exemplaar van de processtukken met de producties moet op dezelfde dag worden verzonden als het digitale exemplaar zie artikel 12 van het rolreglement) bij de RvA worden ingediend. 

Memorie van grieven (mvg)

In een mvg zet een partij die in hoger beroep gaat tegen een in eerste aanleg gewezen vonnis schriftelijk uiteen tegen welke overwegingen en beslissingen in het in eerste aanleg gewezen vonnis hij zich verzet (de grieven), waarom dat zo is (de toelichting) en hoe hij de beslissing wil zien gewijzigd (de conclusie).
Omtrent de (on-)mogelijkheid om een mvg zonder toelichting in te dienen zie het hierna te behandelen ‘Appel op nader aan te voeren gronden’.
De inhoud van de mvg bepaalt de omvang van de rechtsstrijd in hoger beroep. In de volgende alinea wordt dit uitgelegd.

Wat wordt behandeld in hoger beroep (grievenstelsel en devolutieve werking)

In hoger beroep wordt het ‘grievenstelsel’ gehanteerd. Dit komt er kort gezegd op neer dat de beslissing in eerste aanleg alleen wordt getoetst op de punten die u betwist (uw ‘grieven’).
Hoger beroep heeft verder ‘devolutieve werking’. Dat wil zeggen dat de zaak in zijn geheel aan de arbiters in hoger beroep wordt voorgelegd: binnen de grenzen die door de grieven zijn aangegeven moeten alle in eerste aanleg door partijen aangevoerde argumenten in beginsel opnieuw worden beoordeeld. Ter verduidelijking volgen hieronder twee voorbeelden.

Voorbeeld 1

Een opdrachtgever stelt een vordering in tot vervanging van een keukenblok, omdat het geleverde keukenblok afwijkt van de specificaties in een destijds door hem ontvangen folder. De aannemer stelt dat het geleverde keukenblok is aanvaard bij de oplevering, dat hij na de oplevering alleen nog aansprakelijk is voor verborgen gebreken en dat dit geen verborgen gebrek is. Hij stelt voorts dat de door de opdrachtgever overgelegde folder helemaal niet door hem is verstrekt.
De arbiters in de eerste aanleg wijzen de vordering af, omdat in het proces-verbaal van de oplevering geen opmerking voorkomt over het keukenblok, het keukenblok dus kennelijk door de opdrachtgever geaccepteerd is en de afwijking geen verborgen gebrek is.
De opdrachtgever stelt in hoger beroep de volgende grief in tegen dit oordeel: ‘Ten onrechte hebben arbiters in eerste aanleg geoordeeld dat het keukenblok door mij geaccepteerd is.’ Hij legt daarbij een brief over waarin hij heeft geprotesteerd tegen de weigering van de aannemer om zijn opmerking over het keukenblok op het proces-verbaal van oplevering te noteren. Zijn grief slaagt.
Maar let op: het appelscheidsgerecht wijst de vordering tot vervanging dan nog niet automatisch toe. Het zal eerst nog moeten beslissen of de folder wel van de aannemer afkomstig was, omdat de aannemer dit in eerste aanleg al betwistte. Wordt niet aannemelijk dat de aannemer de folder heeft verstrekt, dan staat de opdrachtgever alsnog met lege handen, ondanks het slagen van zijn grief.
Dit wordt beschouwd als de positieve zijde van de devolutieve werking van het appel, omdat een in eerste aanleg irrelevant(e) stelling/verweer alsnog relevant blijkt.

Voorbeeld 2

Stel nu dat de vordering in eerste aanleg is afgewezen omdat niet is aangetoond dat de folder van de aannemer afkomstig is en omdat wordt geoordeeld dat het keukenblok bij de oplevering is aanvaard.
De opdrachtgever formuleert zijn grief als volgt: ‘Ten onrechte hebben arbiters in eerste aanleg overwogen dat opdrachtgever het keukenblok bij de oplevering heeft aanvaard.’ In de toelichting op de grief verwijst hij naar zijn protestbrief.
Deze grief slaagt, maar er verandert ook in dit geval niets aan de uitkomst van de procedure. Het oordeel in eerste aanleg dat niet is aangetoond dat de folder afkomstig was van de aannemer, is immers een zelfstandige grond voor afwijzing van de vordering. Tegen dat oordeel is geen grief ingesteld, zodat de afwijzing in eerste aanleg moet worden bekrachtigd, ook al is het keukenblok bij oplevering niet aanvaard.
Dit wordt beschouwd als de negatieve zijde van de devolutieve werking van het appel/het grievenstelsel (omdat niet alle in eerste aanleg aangevoerde stellingen/verweren automatisch in het hoger beroep worden betrokken).
Het voorgaande laat overigens onverlet dat het appelscheidsgerecht wetsvoorschriften van openbare orde ambtshalve moet toepassen, ongeacht of een daarop betrekking hebbende grief is ingesteld.

Reactie van de rva op de mvg

Zowel de appellant als de geïntimeerde ontvangt bericht van ontvangst van de mvg door de RvA. Aan de geïntimeerde worden door de RvA twee exemplaren van de ingediende stukken gezonden.
De appellant dient er daarnaast zelf voor te zorgen dat de geïntimeerde beschikt over een digitaal exemplaar van het volledige procesdossier in eerste aanleg, met inventarislijst.
Daarbij wordt de appellant verzocht een waarborgsom te storten en worden appellant en geïntimeerde ieder verwezen naar de website van de RvA voor een lijst met arbiters die lid zijn van het College van Arbiters van de RvA, met het verzoek uiterlijk bij indiening van de eerstvolgende memorie een gemeenschappelijke keuze daaruit te maken. De voorzitter van de RvA zal bij de benoeming zoveel mogelijk rekening houden met die keuze (zie hierna).

Appeltermijnen (uiterste datum van indiening mvg)

De appeltermijn loopt in beginsel af drie maanden na de dag van dagtekening van het eindvonnis (art. 22 lid 3 Arbitragereglement RvA). Indien bijvoorbeeld een eindvonnis is gewezen op 3 januari, is de indiening van de mvg op 3 april nog op tijd en op 4 april te laat. De Raad is verplicht deze termijn streng te handhaven en doet dat ook.
Voor UAR-geschillen en kort gedingen geldt een kortere termijn van één maand (art. 22 lid 4 Arbitragereglement RvA).
In geval van [voeging en tussenkomst], [vrijwaring] en [samenvoeging van gedingen] kan een aanvullende termijn gelden, bovenop de termijn die op grond van de leden 3 en 4 geldt (art. 22 lid 5, 6 en 7 Arbitragereglement RvA).
In artikel 339 Rv, geldende voor de procedures voor de burgerlijke rechter, is eveneens een verlenging van de beroepstermijn opgenomen. De regeling bij de RvA is in een aantal opzichten ruimer, deze kent onder meer een ruimere verlengingstermijn en geldt voor alle partijen. Voorts stelt het Arbitragereglement RvA niet de uit art. 339 Rv volgende voorwaarde dat de vordering in de hoofdzaak in eerste aanleg is afgewezen, maar geldt wel een beperking van de in de verlengde termijn nog aan te voeren gronden van het hoger beroep.
Partijen kunnen overigens vóór het aflopen van de appeltermijn samen overeenkomen die termijn te verlengen. Daar is in beginsel geen grens aan. Zolang de grieven worden ontvangen binnen de tussen partijen tijdig overeengekomen (verlengde) appeltermijn, zullen deze in beginsel worden geaccepteerd. Wordt de appeltermijn verlengd tot meer dan zes maanden na het vonnis, dan dient daarvan bericht te worden gegeven aan de RvA, zodat voorkomen wordt dat het dossier van de eerste aanleg wordt vernietigd.
Naast het voorgaande gelden de bepalingen uit de Algemene Termijnenwet. De belangrijkste daarvan zijn:
Art. 1 lid 1
‘Een in een wet gestelde termijn die op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.’
Art. 3 lid 1 + 2
‘1. Algemeen erkende feestdagen in de zin van deze wet zijn: de Nieuwjaarsdag, de christelijke tweede Paas- en Pinksterdag, de beide Kerstdagen, de Hemelvaartsdag, de dag waarop de verjaardag van de Koningin wordt gevierd en de vijfde mei.
2. Voor de toepassing van deze wet wordt de Goede Vrijdag met de in het vorige lid genoemde dagen gelijkgesteld.’

Appel op nader aan te voeren gronden (pro forma appel)

Soms dient een partij een memorie van grieven in zonder grieven. Zij stelt in die memorie dan dat zij haar grieven nog niet kan formuleren, bijvoorbeeld omdat zij nog op een deskundigenrapport zit te wachten. Zij vraagt daarbij om uitstel voor het indienen van een nadere memorie waarin zij de gronden van haar appel uiteen zal zetten.
In artikel 22 lid 3 Arbitragereglement RvA is vermeld dat hoger beroep moet worden ingesteld door indiening van een memorie van grieven. Een memorie van grieven waarin geen grieven zijn gesteld, voldoet niet aan die omschrijving.
Bovendien is in de regeling van het hoger beroep vermeld dat indiening van een tweede memorie niet is toegestaan (artikel 24 lid 1 Arbitragereglement RvA).
In geschil 70.102 (vonnis van 7 september 1994, te vinden in onze uitspraken) werd daarom nog beslist dat geen appel kan worden ingesteld op nader aan te voeren gronden, maar in geschil 70.448, (vonnis van 24 mei 2000, eveneens te vinden in onze uitspraken), is dit echter wel toegestaan, in een situatie dat door de wederpartij toestemming was verleend.
Vanaf het Reglement van 14 januari 2019 is in het Arbitragereglement van de RvA uitdrukkelijk vermeld dat de voorzitter in bijzondere gevallen op verzoek van een partij toestemming kan verlenen appel op nader in te dienen gronden in te stellen.
Onder oudere Reglementen kon dit ook al op grond van art. 24 lid 1 jo 10 lid 2 blijkens de uitspraak in geschil 72.116 (vonnis van 23 januari 2019, te vinden in onze uitspraken).
Los van het bovenstaande geldt dat op grond van een uitspraak van de burgerlijke rechter, inhoudende dat ook via arbitragereglementen overeengekomen appeltermijnen van openbare orde zijn, de termijn van artikel 22 lid 3 Arbitragereglement RvA overigens ambtshalve moet worden toegepast.

Wie behandelt het hoger beroep?

Het hoger beroep wordt uiteraard niet behandeld door de arbiters die het vonnis in eerste aanleg hebben gewezen, maar door andere arbiters van de RvA.
Het appelscheidsgerecht bestaat uit ten minste drie arbiters. De voorzitter is altijd een lid-jurist, veelal afkomstig uit de rechterlijke macht.
Ook in hoger beroep wordt een secretaris met adviserende stem aan het scheidsgerecht toegevoegd. Dit zal altijd een ander zijn dan de secretaris in eerste aanleg.

De waarborgsom

De waarborgsom en de proceskosten in hoger beroep worden bepaald volgens onze regels en kosten. Uitgangspunt is daarbij het financiële belang van het geschil in hoger beroep, niet in eerste aaanleg.
Als de vordering in hoofdsom in eerste aanleg bijvoorbeeld € 300.000 bedroeg, in het vonnis in eerste aanleg € 150.000 is toegewezen, en tegen een onderdeel van € 100.000 daarvan hoger beroep wordt ingesteld door de verweerder in eerste aanleg, is het financieel belang van het hoger beroep € 100.000.
Is een vordering in reconventie in eerste aanleg ad € 75.000 die geen overlap had met de vordering in conventie afgewezen en stelt de verweerder in eerste aanleg (tevens eiser in reconventie) tegen die afwijzing ook hoger beroep in, dan is het financieel belang van het hoger beroep dus € 175.000. 

Memorie van antwoord in hoger beroep (mva)

Pas als de waarborgsom is gestort, wordt de geïntimeerde uitgenodigd om binnen een aantal weken een mva in hoger beroep in te dienen.
De termijnen voor indiening van processtukken en eventueel benodigd uitstel daarvoor treft u aan in het rolreglement.
Een eis in reconventie is in hoger beroep niet toegestaan (art. 24 lid 1 Arbitragereglement RvA).
In hoger beroep bestaat geen mogelijkheid tot het voeren van repliek en dupliek: na de mva volgt de mondelinge behandeling.

Principaal appel en incidenteel appel

Als de geïntimeerde (de verweerder in het appel) zelf ook het vonnis in eerste aanleg wil aanvechten, kan hij dat doen bij principaal appel (in een aparte procedure), of bij incidenteel appel (in de reeds door de eerste appellant aanhangig gemaakte appelprocedure).
Incidenteel appel is geen incident, maar een hoger beroep, ingesteld door de geïntimeerde in een reeds lopend hoger beroep (art. 339 lid 3 Rv).
Een incidenteel appel vertoont enige gelijkenis met een reconventionele vordering: de geïntimeerde hoeft geen aparte hoger beroepsprocedure aanhangig te maken om het vonnis in eerste aanleg aan te vechten op de punten waar hij het niet mee eens is.
Een principaal en dus tweede appel levert wél twee afzonderlijke procedures op, waarbij in beide procedures de geïntimeerde een memorie van antwoord in hoger beroep mag indienen. Iedere geïntimeerde mag dan in zijn memorie van antwoord incidenteel appelleren en kan daarbij de grieven die hij in zijn principaal appel heeft ingesteld nog uitbreiden.
Als de geïntimeerde incidenteel appel instelt in plaats van een apart principaal appel, heeft de appellant in het principaal appel die gelegenheid tot aanvulling niet: hij mag zich slechts in een memorie van antwoord in het incidenteel appel verweren.
Incidenteel appel heeft nóg een voordeel voor de geïntimeerde in het principaal appel: incidenteel appel mag tot uiterlijk bij de mva in hoger beroep worden ingesteld, ongeacht of de in artikel 22 lid 3 of lid 4 genoemde appeltermijn is verstreken (art. 24 lid 2 Arbitragereglement RvA).
Is dus bijvoorbeeld de eerste appellant in hoger beroep gegaan op de laatste dag van de appeltermijn, dan kan de wederpartij ook na verloop van de appeltermijn van (bijvoorbeeld) drie maanden nog incidenteel appelleren. Is in de appelprocedure eenmaal van antwoord gediend, dan is de kans verkeken en heeft het vonnis in eerste aanleg ‘kracht van gewijsde’ (er staat geen gewoon rechtsmiddel meer tegen open).
Een partij die incidenteel appel heeft ingesteld kan daarna niet ook nog principaal appel instellen, want hij wordt geacht te berusten in het vonnis in eerste aanleg voor zover hij geen appel heeft ingesteld.
Een partij die heeft berust in het vonnis in eerste aanleg (zijn wederpartij expliciet heeft laten weten dat hij zich daarbij neer zou leggen) kan niet meer principaal, maar wel incidenteel appelleren. Als het door zijn wederpartij ingestelde principaal appel slaagt, ontstaat immers een situatie waarin hij niet heeft berust. Hij moet zich daartegen kunnen verzetten.

Uitreiking vonnis en depot bij de rechtbank

Het duurt meestal enkele weken tot enkele maanden na de laatste proceshandeling voordat partijen het vonnis uitgereikt krijgen, mede afhankelijk van de vraag of sprake is van een kort geding, spoedbodemprocedure of gewone bodemprocedure.
Alle onder het arbitragereglement/statuten van de Raad gewezen vonnissen (ook schikkingsvonnissen) en aktes tot herstel van een vonnis worden gedeponeerd bij de rechtbank te Amsterdam. Meestal wordt het aan de rechtbank gezonden op dezelfde dag als waarop het aan partijen wordt gezonden. Andere stukken worden niet gedeponeerd.

Nakoming afdwingen (exequatur)

Als een veroordeelde het vonnis niet vrijwillig nakomt, kan nakoming daarvan worden afgedwongen nadat de Voorzieningenrechter zijn schriftelijke toestemming tot tenuitvoerlegging (exequatur) heeft verleend.
Het verzoek om exequatur te verlenen op een vonnis van de RvA moet worden gedaan bij de Voorzieningenrechter in Amsterdam omdat daar de vonnissen van de RvA worden gedeponeerd (statutaire vestigingsplaats van de RvA). Deze heeft daar een origineel exemplaar van het vonnis voor nodig.
In de praktijk is een exequatur een ‘hamerstuk’ dat vrijwel nooit wordt geweigerd en dat circa twee weken na de indiening van het verzoek wordt afgegeven.
De Voorzieningenrechter controleert of het vonnis verder ook voldoet aan de eisen die de wet stelt, zoals de vermelding van de namen van de partijen en de aanwezigheid van de handtekeningen van de arbiters. Zo ja, dan vermeldt hij op het vonnis dat dit ten uitvoer mag worden gelegd.
Een deurwaarder kan het vonnis dan executeren (bijvoorbeeld eigendommen van de weigerachtige partij executoriaal verkopen).
Raakt het vonnis met het exequatur verloren, dan zal men zich tot een advocaat moeten wenden, omdat afgifte van een tweede exemplaar uitsluitend mogelijk is via een procedure voor de gewone rechter, waarbij rechtsbijstand verplicht is.
De gronden voor weigering van een exequatur zijn opgesomd in artikel 1063 Rv.

Herstel of aanvulling, vernietiging en herroeping

U kunt een verzoek doen tot [herstel of aanvulling] [link naar herstel en aanvulling] als het vonnis in hoger beroep een kennelijke fout bevat, of niet volledig is. Let op: dit kan alleen binnen een bepaalde termijn.
Een arbitraal vonnis in hoger beroep kan geheel of gedeeltelijk worden vernietigd, op de in artikel 1065 Rv genoemde gronden (geldige arbitrageovereenkomst ontbreekt, samenstelling scheidsgerecht in strijd met de regelen, scheidsgerecht heeft zich niet aan opdracht gehouden, ontbreken van motivering en strijd met openbare orde). Vernietiging van een arbitraal vonnis gebeurt door het gerechtshof van het ressort waarin de plaats van arbitrage (bij de RvA is dat altijd Amsterdam) is gelegen.
In geschillen waarop het arbitragerecht van toepassing is zoals dat geldt vóór 1 januari 2015, gebeurt de vernietiging door de rechtbank in Amsterdam.
Een geslaagd beroep op vernietiging van een vonnis van de RvA komt erg weinig voor.
Nog zeldzamer is de mogelijkheid van herroeping. Het gerechtshof van het ressort waar een vonnis is gedeponeerd (bij de RvA is dat altijd Amsterdam), kan dat vonnis herroepen op de grond dat (art. 1068 Rv):

  • het vonnis geheel of ten dele berust op na de uitspraak ontdekt bedrog, door of met medeweten van de wederpartij gepleegd in de arbitrale procedure;
  • het vonnis geheel of ten dele berust op stukken die na de uitspraak vals blijken te zijn;
  • een partij na de uitspraak stukken die op de beslissing van het scheidsgerecht van invloed zouden zijn geweest en door de wederpartij zijn achtergehouden, in handen heeft gekregen.
  • Het effect van een geslaagd beroep op herroeping is vernietiging van het bestreden vonnis.
  • Het beroep moet in beginsel binnen drie maanden na de ontdekking van de herroepingsgrond bij dagvaarding worden ingediend.
  • hoger beroep in spoedbodemprocedures en in kort geding

Let er op dat het hoger beroep tegen een vonnis in een spoedbodemprocedure of kort geding niet automatisch ook met spoed wordt behandeld. U moet (opnieuw) verzoeken om spoedbehandeling en de voorzitter van de RvA zal naar de stand van zaken op het moment van dat nieuwe verzoek beoordelen of er voldoende aanleiding bestaat voor spoedbehandeling.